Het ging mis toen er ruilhandel ontstond. Zolang dat met schelpen en steentjes ging was er weinig aan de hand. Schelpen genoeg en je kon ze overal vinden. Maar toen kwam het geld en daarna de bankiers. Vanaf dat moment ontstond de armoede. Allemaal regeltjes maakten het veel mensen onmogelijk om aan genoeg geld te komen en ook toen al gold het recht van de sterksten.
Grote groepen van mensen konden niet bij het geld komen terwijl anderen al dan niet met geweld alles oppotte. Het ruilmiddel geld kwam meer en meer bij enkelen terecht. Herkenbaar toch? Lekker eigentijds!
Van tijd tot tijd ontstonden er opstanden en corrigeerden de armen de ongelijkheid. Het is nu haast niet meer te geloven dat het ontstaan van het liberalisme uit het volk kwam wat leed onder het juk van de oppotters. Tegenwoordig zou men dat een volsopstand noemen. Zo verdween o.a. het Romeinse rijk aan de hebzucht en het weigeren om leningen kwijt te schelden. U ziet, niets nieuws onder de zon.
Armoede is iets wat enkel voorkomt bij samenlevingen die op gereglementeerde ruilhandel zijn gebaseerd. Geld is niets anders dan gereglementeerde ruilhandel. Er is heden ten dagen nog bewijs van te vinden. In Azië en het Amazone gebied zijn nog enkele samenlevingen zonder armoede. Wij vinden dat zij in het stenentijdperk leven maar zij vinden ons barbaren zonder geweten.
Armoede komt voort uit de verzamelwoede van het individu en de regels en de werkwijze van de overheid.
De baasjes (bankiers) over het ruilmiddel. verheffen het geld systeem tot religie en zo ontstaat armoede en wordt armoede met de dag groter en groter.